AREI 2020 - belangrijkste wijzigingen?
Na bijna veertig jaar was het tijd voor een grondige revisie van het AREI. De herstructurering beoogt de leesbaarheid en gebruiksvriendelijkheid te verbeteren en meer duidelijkheid te scheppen over de toepassing. Verder zijn er ook inhoudelijke verbeteringen en aanvullingen. Een overzicht van de meest ingrijpende wijzigingen:
Een nieuwe, duidelijke structuur
Vanaf 1 juni 2020 ligt de structuur van het AREI helemaal in lijn met gelijkaardige Europese reglementen.
Het reglement is voortaan ingedeeld in drie boeken, naar installatietype:
1 - Elektrische installaties op laagspanning en op zeer lage spanning.
2 - Elektrische installaties op hoogspanning.
3 - Installaties voor transmissie en distributie van elektrische energie.
Elk boek bestaat ook uit dezelfde negen hoofdstukken, waardoor het nieuwe AREI veel makkelijker te raadplegen is. De artikels van het ‘oude’ AREI worden overgenomen in deze nieuwe structuur. Tevens werden tal van aspecten uit normeringen, Ministeriële besluiten, Koninklijke besluiten en nota's van de FOD Economie mee geïntegreerd in de teksten.
Wijzigingen rond brandveiligheid (art.104)
Het "oude" artikel 104 (voorzorgsmaatregelen tegen brand) werd bijvoorbeeld helemaal herschreven.
In het kader van de CPR (Construction Products Regulation) zijn nu meer dan tevoren de brandreactieklassen Eca, Cca, a1 en s1 aan de orde bij de keuze van bekabeling. Kabels F1 en F2 mogen nog gebruikt worden onder bepaalde voorwaarden.
De bepalingen voor het gebruik van halogeenvrije kabels zijn verduidelijkt (bv. in publieke ruimtes vanaf 50p. en evacuatiewegen) en gelden nu ook voor de halogeenvrije accessoires (bv. kabelgoten, verbindingsdozen, buizen, enz.).
Vitale installaties zijn opgesplitst in veiligheidsinstallaties (installaties waarbij het functiebehoud een bepaalde tijd gegarandeerd moet zijn voor de veiligheid van personen) en kritische installaties (installaties waarbij het functiebehoud gegarandeerd moet zijn om andere redenen, zoals de veiligheid van goederen en dieren).
Nieuwe bepalingen voor (niet-)huishoudelijke installaties
In het nieuwe AREI bestaan er enkel nog huishoudelijke en niet-huishoudelijke installatie, waarbij een huishoudelijke installatie zich beperkt tot de elektrische installatie in een huis of appartement die dienst doet als wooneenheid. Elke huishoudelijke werkeenheid wordt dan per definitie beschouwd als een niet-huishoudelijke installatie
Plaatst u een installatie op zeer lage spanning? Dan maakt die nu ook deel uit van de keuring door een erkend organisme met betrekking op de brandreactie en uitwendige invloedsfactoren. Dit heeft zeker invloed op bv. bekabeling voor data, branddetectie en inbraakalarm.
Een sterk aandachtspunt voor ontwerper/uitvoerder van een elektrische installatie zijn de nieuwe vereisten naar opmaak van schema’s. Veel meer gedetailleerde aanduidingen en bijlagen worden noodzakelijk. Vooral bij de niet-huishoudelijke installaties vraagt dit meer "huiswerk" dan voorheen.
De periodiciteit van bepaalde keuringen is gewijzigd of verduidelijkt. De keuring van werf- en tijdelijke installaties dient bijvoorbeeld jaarlijks te gebeuren evenals de delen van een elektrische installatie van een zone met explosiegevaar.
Dit is maar een greep uit de wijzigingen. Ook automatische wederinschakeling van automatische schakelaars en differentieelstroominrichtingen hebben een plaats gekregen. Gebruik hiervan kan dus binnenkort, weliswaar onder voorwaarden. Er wordt trouwens achter de schermen al aan een tweede fase gewerkt waar nog verder wordt ingespeeld op nieuwe toepassingen (laadpalen, batterijopslag,…).